Diensten

Labo-analyses

Bepaling van het vocht- en zoutgehalte van boormonsters.

De labo-methode van vergelijkende weging of gravimetrie, gebaseerd op de Önorm B3355, laat ons toe:

  • uiterst nauwkeurig het vochtgehalte van een materiaal te bepalen en dit uit te splitsen in de hygroscopische en de capillaire component
  • de ernst van een probleem van optrekkend vocht te bepalen
  • een correcte diagnose te stellen van de verdeling van vocht en zouten in muren 
  • de werking van chemische injecties tegen optrekkend vocht accuraat te controleren
  • uitsluitsel te geven over de oorzaak van het vocht in de muur (optrekkend vocht, doorslaand vocht, condensatie...)

Boorstalen

U neemt een verticale reeks boorstalen volgens de in de handleiding beschreven procedure, U brengt of stuurt ze naar SB SOLUTIONS en een tweetal dagen later ontvangt U per e-mail de meetresultaten van ons labo. Uiteraard kunnen wij ook zelf ter plaatse komen voor het nemen van de boorstalen. 

Per boorstaal bezorgen wij U:

  • het totale vochtgehalte (gewichtspercentage bepaald door gravimetrie)
  • het capillair vochtgehalte
  • het hygroscopisch vochtgehalte
  • een semi-kwantitatieve bepaling van chloriden, nitraten en sulfaten
  • een beknopt verslag met de interpretatie van de meetresultaten

Prijs 45,00 € per boorstaal-analyse. Prijs excl. BTW 21 %. (prijsaanpassingen voorbehouden)

Download hier de handleiding voor het nemen van boorstalen
Bekijk hier de video van het W.T.C.B over de methoden om kwantitatief vocht te meten

Belangrijk om te weten:

Let op met het gebruik van calcium carbidetoestellen!

Velen beschouwen het carbide-meettoestel als hét meetinstrument bij uitstek voor vochtdiagnose. Want het geeft uiteindelijk toch een kwantitatief resultaat over het vochtgehalte. Het ziet er allemaal heel indrukwekkend uit, maar...

Wanneer dit toestel gebruikt wordt voor diagnose ter plaatse, kan men onmogelijk onderscheid maken tussen hygroscopisch vocht en vrij vocht. Zwaar zoutbelast materiaal kan op zich een zeer hoog (hygroscopisch) vochtgehalte hebben, tot 10 à 12 % in sommige gevallen. Denken we maar aan de ‘zoutband’ bij opstijgend vocht.

Nog een der belangrijkste fouten bij het gebruik van het carbidetoestel is het vergelijken van het vochtgehalte van twee of meer verschillende materialen, om daaruit de oorzaak van het vochtprobleem af te leiden. Verschillende materialen hebben een verschillend verzadigingsvochtgehalte en bijgevolg kan men geen directe vergelijking maken tussen verschillende materialen, want dit leidt tot totaal verkeerde diagnoses. Zeker wanneer, bij controlemetingen met vrij grote tijdsintervallen, boormonsters genomen worden van verschillende materialen om aan de hand hiervan het droogproces op te volgen. Verschillende materialen kunnen ook op verschillende wijze zoutbelast zijn!

Dus is heeft een carbidetoestel als on-site diagnose instrument een aantal nadelen. De verkeerde interpretatie van de bekomen meetresultaten kan tot meer fouten leiden dan het oordeelkundig gebruik van een elektrische vochtmeter. Daarenboven is het gebruik van het carbidetoestel tijdrovend – het vergt meer dan 5 minuten om het meetresultaat van één enkel staal te bekomen. Dit meetresultaat geeft enkel het totale vochtgehalte weer.  Vandaar dat vaak niet meer dan een drietal stalen genomen worden, wat uiteraard veel te weinig is voor het stellen van een correcte diagnose!

Het carbidetoestel kan dus niet worden gebruikt voor de diagnose of controle bij problemen van optrekkend vocht! Het toestel vertelt wél hoe vochtig de muur is, maar niet wat de oorsprong is van dit vocht! 

Men kan er slechts het vrije en hygroscopische vochtgehalte van een materiaal mee bepalen in laboratorium, op voorwaarde dat men de correcte procedures volgt. De methode voor het meten van hygroscopisch en vrij vochtgehalte door gravimetrie is echter veel nauwkeuriger en laat toe grotere aantallen stalen te onderzoeken.